Stotteren

Wat is stotteren?

Stotteren is een spraakstoornis die wordt gekenmerkt door onderbrekingen van de spreekbewegingen. Ongeveer 3% van de kinderen die geboren worden dragen de aanleg om stotteren te vertonen. Bij 1% ontwikkelt het stotteren zich tot een probleem. Deze haperingen onderscheiden zich van de normale onvloeiendheden, die eigen zijn aan de taalontwikkeling van kinderen.

 

Er kunnen drie soorten stottermomenten worden onderscheiden:

  • Herhalingen: herhalen van klanken, lettergrepen en korte woorden op een snelle en gespannen manier, bv.: “e e e en”, “ma ma ma maar”, “ik ik ik” (gespannen).
  • Verlengingen: langer maken van klanken, bv.: “mmmmmmaar”.
  • Blokkeringen: vastzitten van de spreekspieren, er komt geen geluid meer, bv.: “(b)… bal”.

 

Het grootste verschil tussen normale onvloeiendheden en stottermomenten is dat de stottermomenten volledig ongewild optreden. De persoon heeft er op dat moment geen controle over. Daarnaast zijn stottermomenten ook meer gespannen, veelvuldiger en onregelmatiger dan normale onvloeiendheden.

 

Dit controleverlies kan voor een onaangenaam gevoel zorgen. Sommige kinderen verwoorden dit of geven een non-verbale reactie op hun stotterend spreken. Andere kinderen geven geen reactie. Kinderen kunnen vaak al op jonge leeftijd beseffen dat er iets mis is met hun spreken. Ze ondervinden dat het onaangenaam is om op die manier te spreken.  Ze voelen dat ze er geen controle over hebben. Deze onaangename ervaringen roepen vaak lichamelijke gewaarwordingen op: hartslag die versnelt, beginnen zweten, rood worden… maar ze kunnen ook bepaalde gedachten en/of gevoelens omtrent het spreken ontwikkelen.

Wat is broddelen?

We spreken van broddelen wanneer iemand:

  • chaotisch communiceert.
  • veelvuldig normale onvloeiendheden (woordherhalingen, zinsdeelherhalingen, veelvuldig over zijn/ haar woorden struikelen…), op diverse momenten en in meerdere spreeksituaties heeft.
  • niet in staat is het spreektempo aan te passen. Ze spreken vaak snel en zijn zich hier vaak niet van bewust.
  • moeite heeft om zinnen te formuleren (ook schriftelijk).
  • soms ook woordvindingsproblemen heeft en hierbij veel stopwoorden zoals “euh” gebruikt.
  • lettergrepen weglaat of in elkaar schuift, bv.: “tevisie” i.p.v. “televisie” of “foewestrijd” i.p.v. “voetbalwedstrijd”… Dit proces heet telescopie.

Stotteren en broddelen kan ook samen voorkomen. Dan spreken we van stotter-broddelen of stotteren type 2.

Therapiedoelen

In de therapie wordt gewerkt aan de hand van de logopedisch sociaal cognitieve gedragstherapie (LSCG) en bij oudere kinderen en volwassenen ook a.d.h.v. stottermodificatietechnieken. De therapiedoelen worden steeds individueel aan de stotterende of broddelende persoon aangepast. Dit naargelang de leeftijd van de stotterende persoon, maar ook naargelang het type stotteren en/of broddelen, de uitlokkende factoren, de omgeving… Ik zorg voor een traject op maat waarbij er nauw met de omgeving van de stotterende of broddelende persoon wordt samengewerkt om het stotteren of broddelen te verminderen en om met de problematiek te leren omgaan.

Oudercursus

Uit onderzoek naar het effect van de behandeling van stotteren blijkt dat het succes in therapie door vele factoren wordt bepaald. Één van die cruciale factoren is de mate waarin ouders opgeleid worden om te weten wat de juiste hulp is voor hun kind. Om stotteren te wijzigen en problemen te voorkomen, te beperken of op te lossen is de hulp van ouders dus onontbeerlijk. Het volgen van de oudertraining is noodzakelijk om de juiste inzichten over het stotteren te verkrijgen, maar ook om het spreekgedrag van het kind verder te beïvloeden en om de therapie thuis zo goed mogelijk verder te zetten. Dit zodat het kind later zo min mogelijk nadelen van het stotteren zal ondervinden. Bijkomend zijn ouders het best geplaatst om de sociale omgeving te informeren en te beïnvloeden en anderen aan te wijzen hoe om te gaan met het spreken van het kind. Verder is het belangrijk dat de ouders de kenmerken van het stotteren correct leren observeren zodat zij de logopedist correct kunnen informeren over het verloop van het stotteren buiten de therapeutische context. Zo kan de logopedist de therapie zo goed mogelijk op het kind afstemmen. De ouders zijn co-therapeuten om het stotteren zo positief mogelijk te beïnvloeden.